5e SLAVISCH SYMPOSIUM, Kampen, 26 november 2016
Geen Cubaanse, maar Russische temperaturen heersten in de oude drank- en sigarenstad Kampen op zaterdag 26 november 2016. De GGU-traditie om op het eerste weekeinde dat de vorst ons aan onze nationale rivier, de IJssel, dwingt om ruiten te krabben, een Slavisch Symposium te organiseren, is op deze dag in ere hersteld. Een kille en in mist gehulde Hanzestad bracht de bezoekers uit binnen- en buitenland meteen in de juiste stemming.
In 2010, 2011, 2012 en 2013 werden de eerste vier Slavische Symposia door het Gerson Instituut in Deventer georganiseerd, en in 2016 dus voor het eerst in Kampen, de nieuwe vestigingsplaats van de GGU.
Zoals ook toen bestonden de deelnemers zowel uit wetenschappers, zoals slavisten en (kunst)historici van verschillende instituten en vakgroepen (waaronder een onderzoeker berestologie van de Universiteit Leiden), als uit mensen van de praktijk, zoals leraren, Russische tolken en eigenaren van vertaalbureaus. Deze laatsten konden hiermee PE-punten verwerven, al was dat naar eigen zeggen niet de doorslaggevende reden om mee te doen. De meeste mensen werden gedreven door inhoudelijke belangstelling voor het onderwerp en het in levenden lijve ontmoeten van vakgenoten – en ze kwamen niet bedrogen uit.
RUSSISCHE VORSTEN EN DEMOCRATIE
Thema van het Slavisch Symposium was ditmaal: ‘Onderbelichte Vorstelijke Relaties tussen Oost en West’. De drie sprekers waren Russisch (Lika Smirnova), Belgisch (Emmanuel Waegemans) en Nederlands (Marie-Thérèse ter Haar, vlak voor haar lezing ingevlogen uit Moskou). Dagvoorzitter was Sybrand Buve. De voertaal was Nederlands.
Rode draad van het hele symposium bleek naast vorsten en (vooral) vorstinnen ook ‘democratie’ te zijn, of liever gezegd: de grote moeite die de meeste opgevoerde figuren hadden met Westerse concepten als democratie, constitutie en rechtsstatelijkheid.
In een uitermate levendig en bij tijd en wijle zelfs hilarisch betoog deed Prof. Dr Emmanuel Waegemans (KU Leuven) zijn recente onderzoek naar Peter de Grote en de Nederlandse Republiek uit de doeken, en dan met name zijn Tweede Reis uit 1716-1717, die nu drie eeuwen geleden in Deventer begon.
Over de eerste reis, het Grote Gezantschap van 1697-98, is al erg veel gepubliceerd – waarbij de een de ander overschrijft – maar de tweede reis was nog behoorlijk onontgonnen terrein. Bronmateriaal moest worden opgeduikeld in Russische, Nederlandse, Belgische en Franse archieven. “In tegenstelling tot wat men zou denken, blijken voor de bezoeken van Peter de Grote relevante nummers van een Oprechte Haerlemse Courant of Amsterdamsche Courant eerder in Russische dan in Nederlandse archieven vindbaar te zijn”, aldus Waegemans.
Peter de Grote was een nieuwsgierig en leergierig man, en de invloed die Nederland op hem, en daarmee op de opbouw van het Russische Rijk had, kan volgens Waegemans moeilijk worden overschat, maar dan wel alleen op praktisch gebied. “Zaken als opera, kunst, maar ook politieke theorie en filosofie interesseerden de Russische vorst in het geheel niet”, aldus Waegemans: “Ook had Tsaar Peter geen enkele belangstelling voor de wortels van het staatsbestel van de Nederlandse Republiek, waarvoor ‘constitutioneel’ of ‘democratisch’ wellicht te grote woorden zijn, maar die men toch wel ‘proto-democratisch’ zou kunnen noemen.”
TER HAAR EN WAEGEMANS OVER DE NEDERLANDSE WORTELS
Er ontspon zich naderhand een interessante discussie tussen Marie-Thérèse ter Haar en de door haar bewonderde Belgische geleerde Waegemans, wiens boeken zij allemaal gelezen bleek te hebben en die zij tot haar niet geringe vreugde bij de GGU in het echt ontmoette.
“Hoe is het toch mogelijk”, vroeg mevrouw Ter Haar zich af, “dat iemand als Peter die zo gulzig alle wetenschappelijke, technische en bedrijfskundige kennis in Nederland opslobberde, en die alles van de Nederlanders nadeed, tot en met het overnemen van woorden en van de vlag, dat die zich helemaal niet interesseerde voor de wortels ervan?”
Waegemans: “Politieke structuur van instellingen en staatstheorieën boeiden hem niet. Peter had geen interesse in de diepe wortels, maar alleen in de makkelijk plukbare vruchten van de Hollandse boom.”
Professor Waegemans bracht naar voren dat Peter weliswaar weinig theoretische belangstelling had, maar dat “zijn voornaamste gespreksgenoten, toch sleutelfiguren in de Nederlandse politiek, zoals Heinsius, de langjarige Raadpensionaris van Holland, en Nicolaes Witsen, de 13-voudig burgemeester van Amsterdam en VOC-bewindvoerder, maar ook andere leden van de Staten-Generaal, geen enkele moeite deden om belangstelling bij Peter op dit vlak op te wekken om de eenvoudige reden dat ze er zelf ook niet in geïnteresseerd waren.”
Onder de Nederlandse politici was dus niemand te vinden om de grondbeginselen van het staatsbestel aan Peter uit te leggen. Nieuwe technieken, gunstige handelsroutes en voordelige handelsovereenkomsten, dáár ging het om, en daar vonden de Hollandse Heren en Tsaar Peter elkaar.
Ook een door Peter in het geheim gevolgde zitting van de Staten-Generaal vond hij niet om uit te houden Zijn vriend Witsen had hem met een pruik over zijn oren getrokken de Trêveszaal binnengesmokkeld, maar hij wist niet hoe snel hij weer buiten moest geraken.
Hij noemde een parlement een “kletskamer” (говорильня, govoril’nja) en vond een Statenvergadering geen goed idee om mee naar huis te nemen.
“Het blijft natuurlijk speculatief, maar misschien was het wel anders gegaan met Rusland, als Peter op politiek theoretisch vlak wat meer bij de hand was genomen door zijn gastheren”, besloot Emmanuel Waegemans, voor wie het raadselachtig blijft waarom deze toppolitici en topbestuurders van destijds een van de meest machtige en moderne landen ter wereld geen blijk gaven van enige reflectie op het eigen staatsbestel, laat staan dat ze in staat waren een hierdoor gevoede politieke visie uit te dragen richting de tsaar.
AMSTERDAMSCHE MERCURIUS
Tekenend voor de ongevoeligheid voor historische en politieke reflectie van bestuurders en hun visieloosheid is dat de Amsterdamsche Mercurius van Jan van Gijsen een verschijningsverbod kreeg opgelegd wegens als smaad en laster bestempelde publicaties over de Russische Tsaar en zijn gevolg. Gelukkig heeft de Amsterdamsche Mercurius een waardig opvolger in De Nieuwe Merkuur, het lijfblad van de Geert Grote Universiteit waarin historische, politieke en economische reflectie voorop staan.
Ondanks zijn niet zo culturele inborst, was Peter wel de grondlegger van St. Petersburg en van de Hermitage waarvoor hij zijn ambassadeur vorst Boris Koerakin en agenten als Kologrivov in 1717 boeken, bustes, beeldhouwwerken en schilderijen van Hollandse meesters liet aankopen.
Een andere spilfiguur was Johannes van den Burg, die door Peter belast was met het toezicht op de 150 Russische studenten die in Nederland verbleven (studeren ging niet zomaar; er waren in Rusland nog geen universiteiten – Krakau was lang de meest oostelijke – er was toestemming nodig van de tsaar om het land te verlaten).
Toch eindigt Peters Tweede Reis wat in mineur. Ook al organiseert zijn vriend, de kaviaar- en wapenhandelaar Christoffel van Brants ten afscheid een Vredesfeestje van 14.000 gulden (nu miljoenen euro’s) – “het grootste feest ooit door een koopman gegeven” – en ook al compenseren de Staten eigenaren van alle door Peter en zijn gevolg uitgewoonde grachtenpanden, toch valt de Hollandse zuinigheid en gebrek aan durf Peter tegen. Ook dat Nederland weigerde Peters keizerstitel te erkennen, stak hem bijzonder, alsmede het feit dat de Staten-Generaal hun bondgenootschap met de door Peter verslagen Zweden niet wilden beëindigen. Peter trok in 1717 teleurgesteld door naar Frankrijk, waarmee hij een meer duurzame alliantie zou aanknopen.
CATHARINA DE GROTE ALS CULTUURKEIZERIN
De Russische kunsthistorica Lika Smirnova behandelde Tsarina Catharina II, de van oorsprong Duitse prinses die later de bijnaam ‘de Grote’ zou verwerven. Zoals haar voorgangster Elisabeth de barokkeizerin was, zo was Catharina de keizerin van het classicisme. Ze was een echte bouwkeizerin, die als geen andere heerser haar stempel heeft gedrukt op de Russische Rijk, voortbouwend op het werk van Peter de Grote, maar meer gericht op de culturele infrastructuur.
Haar kolossale uitgaven zag ze als een investering in de toekomst – en die heeft haar achteraf gelijk gegeven, want veel van door haar gebouwde paleizen hebben oorlog en revolutie doorstaan. Als bouwkeizerin hield ze persoonlijk toezicht op de vele projecten.
Ook bevorderde ze in haar Hoftheater toneelkunst, opera en ballet en gaf ze kamerconcerten, ook al was ze zelf niet bijzonder muzikaal aangelegd en moesten haar hofdames aangeven wanneer een keizerlijk applaus gewenst was. Kunst werd een vorm van propaganda.
Ze adopteerde complete privé-bibliotheken van verschillende grote Franse Verlichtingsfilosofen als d’Alembert, Voltaire en Diderot.
Daarnaast was Catharina ook een taalkeizerin. Onder haar bewind kwam het eerste Russische woordenboek tot stand (1789-1792). Ook was ze feministe avant la lettre.
Zo liet ze in haar Handvest vastleggen dat vrouwen voortaan zelf moesten instemmen met een huwelijk. Het Smolny-instituut werd door haar als internaat opgericht om een nieuwe elite van adellijke meisjes te vormen.
Catharina stelde in 1783 als eerste een vrouw aan het hoofd van de Keizerlijke Russische Academie van Wetenschappen en Schone Kunsten: vorstin Jekaterina Dasjkova (1743-1810). Op de benoeming van een vrouwelijke president heeft de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) tot 2015 moeten wachten (de benoeming van José van Dijck, red.), merkte Smirnova fijntjes op. De (nog altijd bestaande) Russische Academie diende de nationale culturele ontwikkeling te bevorderen. Russische geschiedenis, Russische religie en Russische taal waren haar speerpunten.
Zeker telde haar bewind ook minpuntjes, zoals 800.000 vrije boeren die onder haar lijfeigenen werden.
ANNA PAULOWNA EN HAAR KUNSTKONING
Net overgevlogen uit Moskou, waar zij afscheid had moeten nemen van een bevriend musicus, trakteerde Marie-Thérèse ter Haar, directrice van de Rusland en Oost-Europa Academie, de toehoorders op het levensverhaal van Neerlands Russische koningin, grootvorstin Anna Pavlovna (1795-1865). Zij was een kleindochter van Catharina de Grote en dochter van Tsaar Paul (1796-1801). In Nederland is zij beter bekend als Anna Paulowna. Marie-Thérèse ter Haar baseerde zich vooral op een van de meest betrouwbare bronnen waarop een geschiedschrijver zich kan baseren naast dagboeken: brieven, in dit geval de correspondentie met Anna’s lievelingsbroer Tsaar Nicolaas I (1825-1855).
Opvallend is dat ook bij Koningin Anna geen enkel democratisch besef aanwezig is, en dan zitten we toch halverwege de negentiende eeuw. Het volk moest op gepaste afstand blijven.
Niemand minder dan Napoleon had al eens naar Anna’s hand gedongen, maar deze ging uiteindelijk in 1816 – twee eeuwen geleden – naar Willem II, de latere koning van een klein, nat en kil landje dat Nederland was. Paleis Het Loo was goed voor de gouverneur van een oblast, maar toch niet voor een grootvorstin? Het bruisende Brussel beviel het paar beter.
Het verlies van België in de jaren 1830 bedroefde het kroonprinselijk paar zeer.
Bij de Belgische Opstand biedt broerlief aan een leger te sturen en de Belgen naar Siberië af te voeren. Volgens Nicolaas moet Nederland zeker niet toegeven, maar de opstand neerslaan (de Russen hebben hier ervaring mee, zoals in Polen). En Thorbecke had van Anna mee gemogen: een enkele reis naar Siberië. Thorbecke had volgens haar geluk dat ze zich zo goed kon beheersen, want anders…. had ze hem wat aangedaan.
De astronomische miljoenenschuld die ‘Kunstkoning’ Willem na zijn vroege dood in 1849 naliet, werd gedelgd door zijn keizerlijke zwager in ruil voor een groot deel van zijn schilderijenverzameling. Zodoende zijn de juwelen van Koningin Máxima te danken aan haar verre voorgangster Anna, maar hangen veel Vlaamse primitieven en Hollandse meesters tot op heden in de Hermitage.
Ironisch is dat Anna Paulowna naast vloeiend Russisch, Frans en Duits (‘van huis uit’) ook snel Nederlands leerde spreken, en wel beter dan haar man Willem II, die ze ‘mon Guillaume’ noemde en met wie ze vooral in het Frans communiceerde.
Ten slotte had ze Rusland nooit geheel achter zich gelaten: ze liet overal Russisch-orthodoxe kapellen bouwen en stak man en kinderen het liefst in Russische uniformen, dat nogal wat wenkbrauwen deed fronsen in Den Haag.
REACTIES EN EVALUATIE
Uit de ingevulde evaluatieformulieren bleek een positieve waardering, waar het organiserend comité van de GGU zeer tevreden mee mag zijn. Een “inhoudelijk zeer goed gevulde dag” oordeelde slaviste en vertaalster Carmen Vissers van Vissers Taalservice uit Apeldoorn na afloop.
Het 6e Slavisch Symposium zal worden gehouden te Kampen op zaterdag 25 november 2017, met als thema: ‘Kleine Talen in het Grote Rijk’.