De GGU werkt aan de opbouw van een kleinschalige universitaire gemeenschap. Dit doel beoogt ze te bereiken, niet langs de weg van faculteiten, maar via een coöperatie van onderzoeksinstituten en, uiteindelijk, universitaire collegia. Een (Universitair) College of Collegium associeert men vandaag de dag vooral met de Angelsaksische wereld of met Rome, maar eertijds was dit fenomeen evenzeer aanwezig in andere universiteitssteden, zoals Leuven, Tübingen, Praag of Parijs. De oudste universiteiten zijn ooit zelfs begonnen als een verzameling van zulke colleges, waarvan de leden veelal tot een bepaalde nationaliteit of religieuze orde behoorden. Het voordeel is dat er een sterkere band ontstaat tussen docent en student en tussen studenten onderling. Dit komt de academische vorming van studenten ten goede.
Als de onderzoeksinstituten over enkele jaren vaste vorm gekregen hebben, zal met de dan gevormde staf worden gewerkt aan de oprichting van een erkend Universitair College op Master-niveau. Naast Geschiedenis van Midden- en Oost-Europa, Algemene Economie, Europees Recht, Rechtsfilosofie, Politieke Theorie, Canoniek Recht en Kerkgeschiedenis als aan te bieden afstudeerrichtingen, zal ook aan filosofische vorming veel aandacht besteed worden.
Dit College zal zich richten op studenten zowel uit de Duitstalige als uit de Nederlandstalige gebieden van Europa. Door aan beide talen een gelijkwaardige status te geven in dit College en extra aandacht voor de Nederlandse en Duitse cultuur, zou Kampen een brugfunctie kunnen vervullen naar het Duitstalige gebied. De naam ‘Collegium Cusanum’ wijst wat dat betreft reeds naar een eerbiedwaardige traditie aan de IJssel: in 1469 werd in Deventer de Bursa Cusana gesticht. Dit studentenhuis werd gefinancierd uit een legaat van de reeds vroeg ‘oecumenisch’ denkende Duitse kardinaal, geleerde en filosoof Nikolaus Cryfftz (‘Klaas Kreeft’) van Cusa of Nicolaas Cusanus (1401-1464), wiens 600ste geboortejaar in 2001 te Deventer met een uitgebreid symposium is gevierd. Kardinaal Cusanus legde in 1451 een officieel bezoek af aan de Lage Landen, waarbij hij de instellingen van de hem zo dierbare Moderne Devotie aan de IJssel (Deventer, Zwolle en Kampen) als eerste bezocht.
In de traditie van de Bursa Cusana
‘Oh Herr, mein Gott, (…) Ich sehe Dich als das Unbegrenzte selbst, weil Dir nichts fremd ist, nichts ist verschieden von Dir, nichts ist gegen Dich gerichtet. Weil das Unbegrenzte nichts anderes von sich erlaubt, existiert das Nichts, unbegrenzt seiend, außerhalb von Ihm: absolute Unbegrenztheit beinhaltet alles.’ — Nikolaus von Cusa, De visione Dei, XIII
Nicolaas van Cusa, detail altaarschildering Cusanusklooster te Bernkastel-Kues, toegeschreven aan Meister des Marienlebens (1460)