De Geert Grote Universiteit (GGU) is een private instelling, die is opgericht om in een behoefte te voorzien op het gebied van de geesteswetenschappen, waarin de huidige academische wereld het moet laten afweten door haar massaliteit en de daarmee onvermijdelijk gegeven managementcultuur, primair gericht op kwantitatief meetbare efficiency en rendement. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de academische staf in diverse vertegenwoordigingen het voortouw behoudt. Er wordt gestreefd naar een coöperatiestructuur, die de ruimte biedt aan andere wetenschappelijke initiatieven om zich hierbij aan te sluiten met behoud van eigen beleid.
Er is een stuitend verschil tussen Nederland en de andere Europes landen op het punt van waardering van de eigen beschaving, te beginnen bij de taal. Naamgever van de GGU is Geert Grote (1340-1384), geestelijk vader van de Moderne Devotie en een culturele erflater van Nederland, waarvan het grensoverstijgende belang steeds meer wordt ontdekt.
In zijn tijd brak Geert Grote een lans voor zijn Middelnederlandse moedertaal door Evangelie- en Getijdenboeken te vertalen naar het Nederlands en te (laten) afschrijven. In andere delen van Europa, zoals in de Frans- en Duitstalige gebieden, was dit ongehoord. Daar bediende men zich uitsluitend van het Latijn voor kerkelijke en wetenschappelijke geschriften. Geert Grote was een tijdgenoot van Jan van Ruusbroec (ca 1293 – 1381), John Wycliffe (ca 1320 – 1384) en Jan Hus (1372 – 1415) die ook experimenteerden met kerkelijk gebruik van de moedertaal, resp. Vlaams, Engels en Tsjechisch.
Ook nu staat het Nederlands als taal van cultuur en wetenschap onder druk; niet van het Latijn, maar van het omnipresente Engels. Veel Nederlandse universiteiten hebben het Nederlands in de ban gedaan. Studenten mogen niet meer denken in de taal die hen het meest eigen is, maar moeten dat doen in andermans moedertaal, zodat hun denken, spreken en schrijven tweederangs wordt. Zo dragen door de Nederlandse belastingbetaler gefinancierde instellingen actief bij aan de ondergang van onze beschaving.
De Moderne Devotie mag dan ontstaan zijn in de IJsselstreek; in de 15e eeuw verspreidde ze zich over het hele Hanzegebied en had ze – met name via het onderwijs – invloed in heel Europa. Het door haar beïnvloede Collège de Montaigu van de Universiteit van Parijs werd een broedplaats voor Europese geestelijk leiders, zoals Erasmus, Calvijn, John Knox en Ignatius van Loyola. Van hieruit zou het middelbaar onderwijs in Europa vorm krijgen. Ook het ontstaan van een aantal nu oude en beroemde instellingen als de Universiteiten van Leuven en Tübingen is gelieerd aan de Moderne Devotie.
Er is geen land in Europa waar de secularisatie zo radicaal is doorgeschoten als in Nederland, op dit punt misschien alleen vergelijkbaar met Tsjechië. Wie nu in een academische instelling zegt in God te geloven, heeft iets uit te leggen. Dit is enerzijds een grote winst, omdat het de religies op harde wijze heeft geconfronteerd met de noodzaak zich weer te concentreren op wat voor hen als religie wezenlijk is. Dit wezenlijke veronderstelt echter de erkenning van een werkelijkheid die niet materieel c.q. zintuiglijk waarneembaar is en zo’n werkelijkheid kan niet bestaan in de ogen van de vooral positivistisch en fysisch gerichte academische wetenschapsopvatting. De hele maatschappij wordt nu door de wetenschap gegijzeld in een wereld waarin er geen plaats is voor het abstracte ‘goede, ware en schone’, het niet meer erkende fundament voor elke democratische moraal, om maar te zwijgen voor zo iets als God. Met de veritas duplex in haar wapen probeert de GGU de waarheidsopvatting van de academische wereld weer open te breken voor het absolute zonder haar wetenschappelijk-kritische instelling te schaden. Haar wetenschapstheoretische hypothese van de dubbele waarheid is nog volop in ontwikkeling.