Proosdijwandeling

De Proosdij • Sandrasteeg 8 • 7411 KS Deventer
Rondleiding door middeleeuws Deventer voor historisch geïnteresseerden, waarbij de proosdij (het oudste stenen huis van Nederland) ook van binnen kan worden bekeken.

• Individueel bezoek zonder afspraak
Elke zaterdagochtend staat de deur van de Proosdij open van 10 tot 11 uur.
Aansluitend wordt vaak de mogelijkheid tot deelname aan een rondleiding geboden.

• Rondleidingen voor kleine groepen op afspraak

Als u met een groepje van minimaal 3 en maximaal 12 personen bent, kunt u op een ander tijdstip een rondleiding door huis en stad boeken. Deze duurt ca. anderhalf uur.

AFSPRAAK MAKEN
Stuurt u een bericht met uw contactgegevens en de gewenste datum naar info@geertgrote.nl, dan wordt er z.s.m. contact met u opgenomen om afspraken te maken.

Kosten:
Entree Proosdij: €1 p.p.
Rondleiding: €10 p.p. (incl. kopje koffie/thee)
Scholieren/studenten (tot 27 jaar): €5 p.p.
Kinderen t/m 12 jaar: gratis (mits begeleid)

+++++++++

Lang geleden, toen er in het Haagse alleen maar op duinkonijnen werd gejaagd en het idee nog niet was geland om in de Amstel een dam aan te leggen, en zelfs de naam ‘Moskou’ nog gemunt moest worden, was Deventer al een stad die handel dreef met Kiev en Novgorod. In het licht hiervan is het niet zo verbazingwekkend dat het oudste stenen huis van Nederland in het hart van deze IJsselstad te vinden is.

De proosdij was eeuwenlang de robuuste residentie van de proost-aartsdiaken van Deventer, de hoge geestelijke die aan het hoofd stond van het Kapittel van St Lebuinus, een college van kanunniken (koorheren) met een bont palet aan bestuurlijke, onderwijskundige en liturgische taken, verbonden aan de Lebuinuskerk. Tussen IJssel en Proosdij lag de zgn. immuniteit van St Lebuinus: een ommuurde kerkelijke enclave binnen de middeleeuwse stad, waarover het stadsbestuur geen zeggenschap had.

Tijdens de restauratie in opdracht van NV Bergkwartier, Maatschappij tot Stadsherstel, is duidelijk geworden dat de Deventer proosdij vanaf 1130 moet zijn gebouwd op de fundamenten van een kapel uit de tijd van de laatste Lotharingse koning Zwentibold en de Deventer bisschoppen Adelbold (Odilbald) en Radboud (eind IXe eeuw), en dat dit het oudste nog bewoonde stenen gebouw van Nederland is. De restauratie werd in 1994 bekroond met de Europa Nostra Award, een onderscheiding voor oordeelkundig behoud van Europees cultureel erfgoed. De proosdij is een mooi startpunt voor een stadswandeling voor bezoekers met historische belangstelling.

Stauferstijl
Deutsch-gründlich oogt het bouwwerk als je er zo voor staat in de Sandrasteeg – en dat is het ook. Dit huis stamt uit feodale tijden, toen ons land nog deel uitmaakte van het Heilige Roomse Rijk. Aangezien de hoofdbewoners door de eeuwen heen kerkelijke en wereldlijke hoogwaardigheidsbekleders waren, zoals proost, maar soms ook bisschop, kardinaal, keizerlijk kanselier, landvoogd, militair gouverneur, burgemeester of minister, en deze heren niet zelden verwikkeld waren in allerlei familievetes, politieke conflicten of zelfs complete veldslagen, was een stevig gebouwde verblijfplaats met muren van meer dan een meter dik, geen overbodige luxe. Dat verklaart de aparte bouwvorm, die men als ‘Stauferstijl’ kan kwalificeren. De bouwstijl van de koninklijke dynastie van (Hohen-)Staufen wordt gekenmerkt door toepassing van grote, gebosseerde blokken natuursteen, in het Duits ook wel Buckelquader genoemd. Deze massieve bouwstijl is vanaf de eerste helft van de XIIe eeuw vooral bekend van de Hoge Koningsburcht (Hohkönigsburg, nu Château du Haut-Koenigsbourg), de grote bergburcht van Frederik de Eenogige in de Elzas, en verspreidde zich in de Staufertijd (ca. 1150-1250) via hun paltsen, kastelen en kathedralen als keizerlijke huisstijl door andere delen van het Rijk. In Nederland is deze stijl zeldzaam.

Katzenelnbogen
De eerste bouwheer, Filip van Katzenelnbogen, aartsbisschop en oud-kanselier van keizer Hendrik V en keizerin Mathilde, was een zoon van de edellieden Hendrik van Katzenelnbogen en Luitgard van Hengebach. Filips familie bouwde rond 1095 Burcht Katzenelnbogen, waarnaar ze zich ging noemen. De familie was gelieerd aan het Staufische koningshuis. De in 1138 verworven graventitel zou na haar uitsterven vererven op de naburige en verwante geslachten van Nassau en Hessen. Hierdoor leeft ‘Graaf van Katzenelnbogen’ tot op heden voort in de titulatuur van twee nog regerende vorstenhuizen: Luxemburg-Nassau en Oranje-Nassau.

Na het proostschap van het kapittel van St Servaas te Maastricht, werd Filip rond 1128 proost van het kapittel van St Lebuinus te Deventer, een traditioneel keizersgezinde stad.
Het is aannemelijk te stellen dat Filip de kunst van bouwen met Buckelquader heeft afgekeken van zijn vorstelijke verwanten. Aangezien Friese monniken pas in de XIIIe eeuw de baksteen (kloostermop) uitvonden, en natuursteen hier niet voorhanden was, haalden Filip en latere proosten bouwmateriaal uit hun geboortestreek rond de Eifel.

Drakenrotsburcht

Na Filips overplaatsing naar Ossenbrugge (Osnabrück) als bisschop aldaar in 1141, hebben ook zijn opvolgers hun steentje bijgedragen aan de verdere op- en uitbouw van de proosdij. Zij stamden eveneens uit de hoge Midden-Rijnse adel, zoals het geslacht van graven van Are-Hochstaden – onder meer heren van Voerendaal en Heerlen (Herle). Van Gerard van Are en diens neefje Lotharius van Are-Hochstaden is bekend dat hun proostschap (in zowel Bonn als Maastricht) samenviel met grootse bouwactiviteiten. Een bijzonder bouwproject betrof de voltooiing van de Drachenfels (1149-1167), een Keulse, aartsbisschoppelijke burcht op de gelijknamige ‘Drakenrots’ in het Zevengebergte, aan de Rijn ten zuidoosten van Bonn. De hier gedolven natuursteen van vulkanische oorsprong (trachiet en tufsteen) werd niet alleen gebruikt voor de burchtbouw ter plekke, maar vond tevens via Rijn en IJssel zijn weg naar Deventer, dat hierdoor het centrale overslagpunt werd voor tufsteen richting het noorden en westen. De overeenkomsten tussen de Deventer Proosdij en de ruïne van de Drakenrotsburcht zijn treffend.

Zetel van militaire gouverneurs
Na de Reformatie zou een reeks luitenant-gouverneurs van Overijssel zijn intrek nemen in de proosdij, zoals Nicolaas von Schmelzing, Herman Otto graaf van Limburg-Stirum en Antoni van Haersolte.
In 1677 ging de oude proosdij samen met aangrenzende kapittelhuizen een grote hofstede vormen van de gouverneur van de vesting Deventer, Hendrick de Sandra, die zijn naam aan de steeg gaf, en zijn echtgenote, Margareta Tortarolis.

Burgemeesters- en geleerdenwoning
In de XVIIIe eeuw krijgt de Proosdij (ook wel Gravenhof genoemd) een gezapiger invulling als burgemeesterswoning van Georg Jordens en zijn nazaten, leden van het Deventer patriciaat en vaak ook politiek actief als burgemeester.

In 1835 wordt de proosdij professorenwoning, na koop door Dr Hugo Beijerman, hoogleraar Nederlandse letterkunde en vaderlandse geschiedenis aan het Athenaeum Illustre (de Deventer stadshogeschool). Later zou de Friese letterkundige en schrijver Gerben Colmjon in diens voetsporen treden door hier een kamer te bewonen.

Minister Marchant
Verreweg de belangrijkste bewoner van Sandrasteeg 8 in de XIXe en XXe eeuw was de politicus Mr H.P. (Henri) Marchant. Hij was advocaat en wethouder en vertegenwoordigde het kiesdistrict Deventer in de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Marchant was fractievoorzitter en politiek leider van de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB). Door zijn initiatiefvoorstel tot wijziging van de kieswet kregen Nederlandse vrouwen in 1919 stemrecht. Later voerde hij als Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (1933-1935) de grootste spellinghervorming ooit door. Door de spelling-Marchant werd ‘Nederlandsch’ niet meer ‘zoo’, maar ‘Nederlands’ voortaan ‘zo’ geschreven. Als laatste wapenfeit noemen we de stichting in 1935 van ‘Het Nationale Park De Hoge Veluwe’, samen met het bevriende echtpaar Kröller-Müller.

Het testament van 1905
Advocaat, wethouder en schoolopziener Mr R.C. (Robert) Nieuwenhuys bepaalde bij testament van 1905 dat na de dood van zijn echtgenote Louise Angelique barones Bentinck de proosdij aan de Gemeente Deventer werd geschonken om er een ‘school of museum’ van te maken. Dit geschenk werd in 1930 door de stad in dank aanvaard, maar bleef zonder consequenties. Pas meer dan een eeuw later werd het testament van het (kinderloze) echtpaar Nieuwenhuys-Bentinck tot op zekere hoogte recht gedaan. De rechts- en politiek filosoof Dr J.D.J. (Jeroen) Buve vestigde zich dankzij NV Bergkwartier in het inmiddels door haar gerestaureerde huis en maakte het tevens tot secretariaat van de Geert Grote Universiteit (GGU) en de Deventer Universitaire Pers (DUP), waarvan hij de grondlegger is. Hier schreef Buve zijn beste boeken, zoals Contra Turrim (2009) en
Plato in het Vaticaan (2012). Van hieruit wordt sindsdien aan bijzondere vormen van academisch onderzoek en onderwijs gewerkt. Ook worden op afspraak bezoekers ontvangen in het kader van een rondleiding. Het jongere deel van de proosdij (‘La Fontana’) is na jaren van leegstand en verval ook gerestaureerd en maakt sinds 2018 deel uit van de nieuwe openbare bibliotheek aan de Stromarkt.

.